‘Natuurlijk had ik graag op een andere manier afscheid genomen’
Sinds 2016 gaat commandant der Strijdkrachten b.d. Tom Middendorp door het leven als de ‘klimaatgeneraal’ (lees er alles over in dit interview). In 2017 trad hij vroegtijdig af als Commandant der Strijdkrachten (CdS) wegens het mortierincident in Mali. Onder zijn leiding werd een einde gemaakt aan zo’n veertig jaar van bezuinigingen en wist hij diverse vernieuwingen door te voeren. Graag willen we de eigenzinnige legerleider beter leren kennen. Hoe zagen zijn jeugd en opleiding eruit? Heeft hij weleens steken laten vallen, en wat maakt hem tot een goed leider? ‘Als iedereen was zoals ik dan ging het helemaal fout’.
Uit wat voor gezin komt u en hoe zag uw jeugd eruit?
Ik groeide op in een echt arbeidersgezin in Rheden, een plaatsje op de Veluwe. Toen ik naar de kleuterschool ging, verhuisden we naar Venlo en later naar het naastgelegen Tegelen. Daar woonden we totdat ik naar de KMA ging. Mijn vader was een vertegenwoordiger die schoolboeken verkocht. Ik was de oudste van drie kinderen en heb één broer en één zus. Mijn moeder overleed toen ik negen was, wat mijn leven plotseling een heel andere wending gaf. Die gebeurtenis drukte een behoorlijk stempel op mijn jeugdjaren.
Op welke manier?
Sowieso miste ik mijn moeder enorm en er verschenen allerlei gezinshulpen ten tonele in wie je toch een soort vervanging zoekt. Maar die gingen op een gegeven moment natuurlijk ook weg, waardoor je je telkens weer verlaten voelt. Dat haar vroege overlijden een redelijk stempel op ons gezinsleven drukte, kwam ook omdat we het niet breed hadden. Mijn vader moest de boel in zijn eentje draaiende houden, maar kon dat moeilijk combineren met zijn werk. Op een gegeven moment verloor hij zijn baan, kwam thuis te zitten en raakte overspannen.
Dat maakte alles niet bepaald makkelijker. Het was tekenend voor mijn ontwikkeling. Je wordt in zo’n situatie toch wat harder en je leert hoe je met tegenslagen om moet gaan. In die zin heeft dat me wel gevormd. Ook werd ik wat voorzichtiger in het aangaan van relaties. Later heb ik geleerd daar beter mee om te gaan. Het vroege overlijden van mijn moeder heeft het me dus zowel in positieve als in negatieve zin gevormd.
Had uw beslissing om naar de Koninklijke Militaire Academie te gaan met die thuissituatie te maken?
Misschien indirect, maar het was niet bepalend. Eigenlijk zou ik gaan studeren in Delft, maar een vriend wees me op de KMA. Ik wist nauwelijks wat dat was, en ik besloot om toch maar eens te gaan kijken. Nadat ik me had aangemeld moest ik door allerlei selectierondes heen. Destijds had ik nog geen idee wat voor richtingen je allemaal binnen de KMA had. In eerste instantie meldde ik me aan voor de technische dienst omdat dat me wel aansprak. Toen ik me wat meer verdiept had in de mogelijkheden, wijzigde ik mijn keuze en besloot ik om de opleiding voor de genie te gaan volgen.
Was het leven op de kazerne wat u zich erbij had voorgesteld?
Nou, ik had vrij lange lokken dus ik had er van tevoren alvast flink wat van af laten halen. Ik dacht namelijk dat je kort haar moest hebben op de Militaire Academie. Na mijn binnenkomst mocht ik echter meteen weer naar de kapper om ook de rest eraf te laten knippen. Dat was dus het eerste schokeffect. Daarna begon het bivak met mijn jaargenoten. Dat was afzien, maar dat vond ik juist heel leuk. Ik was erg gecharmeerd van het leven op de academie, van het kameraadschap en de geborgenheid. Je hebt daar eigenlijk toch een nieuw soort familie.
Waren uw nieuwe kameraden in het leger een soort surrogaatfamilie, net als die thuishulpen?
Als kind heb je behoefte aan een moeder. En als er dan een andere vrouw in huis komt dan ga je je daar toch aan hechten. En als die vrouw na drie maanden ook weer weggaat -en dat snap ik hoor, want ze mogen zich ook niet te veel hechten aan een gezin-, dan doet dat best wel pijn. Je bent voor je gevoel al door je moeder in de steek gelaten, en dan word je weer in de steek gelaten. Dat doet wel wat met je. Ik compenseerde dat door veel te sporten en nieuwe uitdagingen en nieuwe vriendschappen aan te gaan. Dat gaf de nodige afleiding,
De KMA bood mij een nieuwe start met veel fysieke en mentale uitdagingen. De saamhorigheid sprak mij enorm aan, maar onbewust was er ook een drang om betekenisvol werk te doen. Ik wilde niet alleen maar werken om geld te verdienen: ik wilde iets doen wat meer maatschappelijke betekenis had. Dat is altijd één van mijn belangrijkste drijfveren geweest en dat heeft mij ook bijna veertig jaar lang aan Defensie verbonden.
Waar komt die drang vandaan om betekenisvol werk te doen? Had u gedurende uw jeugd al het gevoel dat u de wereld wilde veranderen?
Nee, en ik heb mezelf ook nooit gezien als iemand die daar de leiding in zou nemen. Ik ben altijd iemand geweest die liever op de achtergrond opereert, en dat is nog steeds zo. Maar ik werd toch telkens weer op het podium geplaatst om het voortouw te nemen. Dat gebeurde op de middelbare school al.
Dan werd ik ineens aanvoerder van het sportteam gemaakt terwijl ik mezelf helemaal niet als leider zag. Dat die rol me werd toebedeeld, heb ik moeten leren accepteren. Gaandeweg ontdekte ik dat ik bepaalde competenties heb, waardoor men van me verwachtte dat ik die leidersrol op me zou nemen.
Waarom vond u het leidinggeven vroeger minder prettig?
Misschien doordat ik niet zo'n hoge eigendunk heb. Doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg. Ik hoef niet zo graag op de voorgrond te treden. Om me heen zag ik al genoeg mensen die zich wilden profileren en die wel graag haantje-de-voorste wilden zijn. Daar wilde ik nooit bij horen.
Welke karaktereigenschappen maken u tot een goed leider?
Wat ik heb gemerkt is dat bescheidenheid een wapen kan worden. Ik heb veel echt capabele militaire leiders gezien die op den duur last krijgen van ego. Als dat gebeurt dan ga je alles beter weten, want wat kunnen anderen jou dan nog vertellen? Dan stopt het leren eigenlijk, en het gaat ook tegen je werken in je omgeving.
Als je iemand in je omgeving hebt die alle credits opeist, dan gaat dat ten koste van anderen. Dat is iets waar mensen zich tegen afzetten. Als je vanuit een bescheiden grondhouding blijft werken dan sta je vele malen sterker als leider.
Dat is iets dat ik wel heb, die bescheiden grondhouding. Het draait nooit om mij, maar om wat we gezamenlijk kunnen bereiken. Leidinggeven gaat ook om het vermogen om anderen te laten schitteren in hun kracht en ze daar de erkenning voor te geven die ze verdienen.
Een tweede eigenschap die ik bezit, is de kracht om verschillende partijen bij elkaar te brengen. Vaak blijkt dat je met de partijen die op het eerste gezicht best ver van je afstaan, meestal toch heel goed kunt samenwerken. Het is de kunst om duidelijk te maken hoe ze elkaar aanvullen en waar ze elkaar nodig hebben. Dat geeft een gezamenlijk belang waardoor samenwerking mogelijk wordt. Samenwerken draait vaak om wederzijdse erkenning en het creëren van win-winsituaties.
Tot slot denk ik ook dat mijn strategisch vermogen van belang is. Als ik een aantal losse dossiers lees dan zie ik vrij snel de samenhang en weet ik vrijwel direct al welke kant we op moeten gaan. Die antennes geven aan welke richting we moeten kiezen en welke vervolgstappen het best zijn.
In uw boek ‘Klimaatgeneraal’ linkt u mogelijke oplossingen voor het klimaatprobleem aan Defensie. Was er tijdens uw tijd in het leger al sprake van een baanbrekende visie of leiderschap?
Als ik vanuit die optiek naar mezelf kijk, dan denk ik dat het heel diep in mij zit dat ik altijd vrij non-conformistisch ben geweest. Ik vind het heel lastig om dingen volgens de boekjes te doen omdat die boekjes geen antwoord geven op toekomstige problemen. Dat betekent niet dat we niet moeten leren van het verleden. Het doel van doctrines is vooral om geleerde lessen te borgen en onnodige herhaling van fouten te voorkomen. Maar uiteindelijk moeten we voorbereid zijn op de oorlog van morgen en niet alleen de oorlog van gisteren kunnen winnen.
Het is dus belangrijk om je grijze cellen te gebruiken en situationeel te kunnen handelen. Doctrine is daarbij een hulpmiddel maar biedt geen oplossingen. Die zul je als leider echt zelf moeten verzinnen. Ik ben daarbij redelijk eigenzinnig en hard in het formuleren van mijn doelen, waarbij ik de lat vaak hoog leg voor mijn mensen.
Maar ik ben zacht in hoe je die doelen haalt om zo ruimte te geven aan de uitvoering en de kennis en kunde van jouw mensen. Hun kwaliteiten probeer ik optimaal te benutten op deze manier. Ik richt mij als leider dus vooral op de ‘Waarom’- en de ‘Wat’-vraag, en laat de vertaling naar het ‘Hoe’ zoveel mogelijk over aan de uitvoerders van de plannen. Het zal me jeuken of het linksom of rechtsom gaat, als we maar bij onze doelen uitkomen.
Heeft u in het leger weleens problemen ondervonden met uw meerderen?
Al sinds mijn tijd op de KMA voer ik altijd mijn eigen koers, dat bleef ik sindsdien doen. Al die tradities, al die appéls en zo, daar bleef ik meestal van weg. Er waren wel bazen die daar wat moeite mee hadden en graag wat meer grip op mij kregen, maar tegelijkertijd deed ik mijn werk gewoon goed en hielp ik hun eenheid verder vooruit. Leiderschap gaat vooral ook om het bouwen aan vertrouwen. Hoe meer jouw bazen jou vertrouwen, hoe meer ruimte je krijgt. Hoe meer jouw mensen jou vertrouwen, hoe groter de bereidheid jou te volgen. Daarbij is het zaak om dicht bij jezelf te blijven en kritisch te blijven reflecteren op je eigen functioneren.
In hoeverre klinkt uw eigen koers en visie door in de technologische innovaties die momenteel plaatsvinden binnen Defensie?
Het is als leider vooral de kunst om de noodzaak van veranderingen voelbaar te maken, door duidelijk te maken dat je door die veranderingen beter beslagen ten ijs komt. Daarin moet je duidelijk durven zijn en durven doorpakken, want niet elke militair is even ontvankelijk voor vernieuwingen.
Die vernieuwingsdrang zit wel in mij en dat klinkt nog steeds door in de huidige ontwikkeling van ons leger. Het is goed te zien dat er in de huidige defensieorganisatie weer ruimte is voor die vernieuwing, voor die samenwerking en voor eenheden om te experimenteren. Zo is in mijn periode het SOCOM (NLD SOCOM zorgt voor de centrale planning, aansturing, uitvoering en evaluatie van alle Special Operation Forces-operaties van de Nederlandse krijgsmacht, red.) tot stand gekomen en werd er door Defensie een innovatienetwerk opgericht. Daarbij is het wel belangrijk dat we de samenwerking zoeken met de organisaties en bedrijven om ons heen waar ook veel vernieuwing tot stand komt.
Hoe ziet uw privésituatie er eigenlijk uit?
Ik leerde mijn vrouw in Breda kennen tijdens mijn laatste opleidingsjaar op de KMA. Het was liefde op het eerste gezicht en door de tijd heen is onze band alleen maar hechter geworden. We hebben een dochter en een zoon die beiden al geruime tijd het huis uit zijn. Mijn zoon woont en studeert in Delft en mijn dochter woont en werkt met haar vriend in Deventer. We hebben nu weer wat meer tijd voor elkaar, hoewel ik heb gemerkt dat het gepensioneerde leven ook heel druk kan zijn.
Uw laatste missie vond plaats in 2009. Hoe heeft u werk en privé al die jaren kunnen combineren, en heeft u daarin weleens steken laten vallen?
Dat laatste vind je als vader altijd. Ik was vaak weg van mijn gezin en we zijn ook een keer of acht verhuisd. Daarbij werd ik twee keer in Duitsland gestationeerd en ben ik twee keer uitgezonden naar Afghanistan. Ook hebben we een jaar in Amerika gewoond. Als kinderen nog heel klein zijn dan is dat niet zo erg maar als ze groter worden dan begint dat wel vervelend te worden. Iedere keer als ze vriendjes hebben gemaakt dan moeten ze weer afscheid nemen en dat is een pijn die ik wel herkende. Toen ze naar de middelbare school gingen, hebben we daarom besloten om een vaste woonplaats te zoeken.
Dat betekende wel dat ik veel meer moest reizen. Daarom gingen we in Veenendaal wonen. Vanuit daar kon ik makkelijk naar Wezep, Oirschot en Den Haag rijden voor mijn werk. Op zich ging dat goed, ook al betekende dat dat mijn vrouw en ik de laatste tien jaar een weekendhuwelijk hadden. Als vader en als echtgenoot heb je dan soms het gevoel dat je wat tekortschiet. Maar ze pakten dat geweldig op en wisten dat ik er altijd voor ze was als dat nodig was. Ik ben heel trots op mijn gezin, we zijn een sterk team.
Waren er situaties tijdens een van uw missies die u als heftig bestempelt, en hoe bent u daarmee omgegaan in relatie tot uw gezin?
Tijdens mijn eerste missie, in 2006 en 2007, zat ik in Kabul. Slechts enkele weken van tevoren werd bekend dat ik daarheen zou gaan. Mijn zoontje had daar moeite mee. Het was mijn eerste uitzending sinds zijn geboorte, dus hij wist niet wat hem te wachten stond. Tijdens onze telefoongesprekken vanuit Afghanistan merkte ik dat hij redelijk dichtklapte. Daar had ik moeite mee, om mijn zoon van twaalf zo achter te laten.
De tweede uitzending verliep wat dat betreft wat makkelijker. We hadden ervaren wat zoiets betekent en konden ook meer naar het afscheid toeleven. Ik was brigadecommandant in Oirschot en werd uitgezonden als commandant in Uruzgan. Het was een heel andere uitzending met wat meer gevaar, waardoor die ook binnen ons gezin een andere lading kreeg. Toch ging dit gemakkelijker omdat ze het al een keer eerder hadden meegemaakt en omdat er vanuit Defensie veel zorg werd besteed aan het thuisfront. Mijn vrouw werkte toen ook samen met al die geweldige vrijwilligers in de thuisfrontorganisatie, die ervoor zorgden dat achterblijvers er niet alleen voor stonden.
Wat was uw allereerste ervaring in een missiegebied?
Dat was in Bosnië in 1998, toen het conflict eigenlijk al voorbij was. Ik kwam net terug uit Amerika waar ik had gestudeerd, en ik werkte voor de plaatsvervangend Commandant der Strijdkrachten. Dat hield onder andere in dat ik zijn werkbezoeken organiseerde. Het vormde een goede gelegenheid om die missiegebieden te leren kennen.
Wat trof u daar aan?
Tja, hoe zag het eruit? Het was 1998, en je rijdt voor het eerst door een oorlogsgebied. Beschadigde huizen en overal kogelgaten en inslagen. De oorlog was voorbij en de val van de enclave in Srebrenica had ver daarvoor plaatsgevonden. Maar de littekens van de oorlog waren nog vers en maakten veel indruk.
38 is best een hoge leeftijd om voor de eerste keer naar een missiegebied te gaan.
Dat klopt. In die tijd waren er nog niet zoveel missies. Ik had me wel iedere keer aangemeld voor missies, maar steeds zat ik of in een opleiding of ik was niet misbaar in mijn functie van destijds. Als bataljonscommandant stuurde ik zo’n 15 detachementen naar missiegebieden in Bosnië, Afghanistan, Irak en Macedonië, maar werd ik zelf nooit uitgezonden. Dat vond ik echt een gebrek in mijn eigen ontwikkeling, dus ik was blij toen ik in 2006/2007 aan een individuele uitzending in Kabul kon deelnemen. Al die ervaringen hebben mij enorm geholpen toen ik in 2009 commandant werd van de Taskforce Uruzgan.
De toenmalig minister van defensie Jeanine Hennis-Plasschaert trad af in 2017 wegens een ongeluk met een mortiergranaat in Mali. U trad vervolgens ook af als CdS. Waarom nam u dat besluit en staat u daar nog achter?
Ik wist meteen dat ik dat moest doen en ik sta daar nog steeds honderd procent achter. Het was ook een gevoelsmatig besluit, dat ik om drie belangrijke redenen nam. Hoewel ik geen verantwoordelijkheid droeg voor de munitieketen, het toezicht daarop en voor de medische keten, en in die zin niet direct verantwoordelijk was, was ik wel verantwoordelijk voor de missies. Daarmee voelde ik me wel medeverantwoordelijk voor wat er was gebeurd.
Op welke manier?
Laat ik vooropstellen dat ik de bevindingen uit het rapport onderschrijf. Waar ik moeite mee had, was dat bij de presentatie van het rapport het beeld ontstond dat Defensie onverantwoordelijke risico’s zou nemen bij de operationele inzet van haar personeel.
Ik heb als Directeur Operaties en als CDS acht jaar lang leidinggegeven aan vele militaire missies en voor mij stond de uitvoerbaarheid altijd voorop. Pas als ik er met mijn ondercommandanten van overtuigd was dat ik mijn mensen verantwoord op pad kon sturen, dan gaf ik een positief advies. Daar steek ik mijn hand voor in het vuur. Dat dat in twijfel werd getrokken en dat de Tweede Kamer zich daar kritiekloos bij aansloot, voelde voor mij als een aantasting van mijn integriteit.
Wat waren de andere twee redenen om af te treden?
Je kon de gebeurtenissen in Mali niet los zien van veertig jaar lang bezuinigen op Defensie. Die boodschap kon ik zo nog afgeven ten tijde van het formatieproces dat op dat moment gaande was. Ik hoopte te voorkomen dat er opnieuw bezuinigingen in het regeerakkoord zouden staan, en dat lukte.
Mijn derde drijfveer was dat ik de kou enigszins uit de lucht wilde halen voor mijn opvolger. Aan de ene kant heb ik dus heel praktisch gekeken hoe ik Defensie nog een duwtje in de goede richting kon geven, maar mijn aftreden was vooral ook een integriteits-afweging.
Hoe zagen uw laatste dagen als CdS eruit?
Donderdag kwam dat rapport volgens mij naar buiten. Die vrijdag had ik eigenlijk mijn besluit al genomen maar ik besloot om het dat weekend nog even te laten bezinken. Tijdens het weekend heb ik geen moment getwijfeld aan de juistheid van mijn besluit. Voor mij was het geen lastig besluit. Ik had ook kunnen blijven zitten, maar dat zou ik mezelf dan altijd kwalijk hebben genomen. Bovendien is zo’n stap niets vergeleken met wat de nabestaanden van Kevin Roggeveld en Henry Hoving hebben moeten meemaken.
Hoe kijkt u op uw afscheid terug?
Dat is niet bepaald de mooiste week uit mijn carrière geweest. Gedurende dat weekend overleed namelijk ook mijn vader, wat die week extra dramatisch maakte. Ook heb ik geen afscheid kunnen nemen van de staf en Defensie zoals ik dat graag wilde. Daarbij gaat het er niet om dat je op het Binnenhof gelauwerd wordt, dat vind ik eigenlijk het minst interessante. Het gaat er meer om dat je het stokje waardig kunt overdragen in het bijzijn van al die mensen waar je zo nauw mee hebt samengewerkt, en dat was nu niet mogelijk.
Dat deed mij pijn en ondertussen speelde ook het overlijden van mijn vader. Natuurlijk had ik dus graag op een andere manier afscheid genomen. Toch heb ik er geen spijt van en ben ik zonder enige wroeging weggegaan. Defensie is in mijn ogen de belangrijkste verzekeringspolis die we als land hebben. Ik ben er trots op dat we de trend van veertig jaar lang bezuinigen hebben weten te doorbreken in mijn tijd als CdS. Daardoor kan Defensie nu weer kan bouwen aan een gezonde organisatie. Al met al heb ik er een geweldige tijd gehad, en ik zou het zo allemaal weer opnieuw doen.